Werkgevers denken dat oudere werknemers te duur zijn en niet dynamisch genoeg.  Maar volgens de recentste diversiteitsbarometer blijkt dat oudere werknemers wel erg loyaal zijn en vaak beter scoren in relaties met klanten.

In het regeerakkoord legt de regering-Di Rupo de klemtoon op het langer werken. Dit uit zich onder meer in verstrengde voorwaarden voor vervroegde uittreding. Een ander voorstel, is het werkgelegenheidsplan voor 45-plussers (zie cao 104). De langere levensverwachting en de vergrijzing van de bevolking moeten leiden tot het anders inzetten van oudere werknemers.

Elke onderneming met meer dan 20 werknemers zal vanaf 1 januari 2013, elk jaar uiterlijk op 31 maart, een werkgelegenheidsplan moeten opstellen voor het behoud of het verhogen van het aantal medewerkers van 45 jaar of ouder. Het plan wordt vervolgens voorgelegd aan de overlegorganen in de onderneming.

Inhoud van het plan

Het 45-plussersplan bevat doelstellingen, de gekozen actiegebieden, een beschrijving van de concrete maatregelen, de betrokken functies of werkplekken en de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het plan. Indien het plan meerjarenmaatregelen bevat dan moet er jaarlijks een verslag over de voortgang van het plan worden voorgelegd. De wetgever geeft zelf een paar voorbeelden van mogelijke maatregelen:

  • selectie en aanwerving van nieuwe werknemers;
  • ontwikkeling van competenties via opleidingen;
  • loopbaanontwikkeling en -begeleiding binnen de onderneming;
  • interne jobrotaties om aangepaste functies te zoeken;
  • aanpassing van de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden;
  • aandacht voor de gezondheid van de werknemer;
  • wegwerken van fysieke en psychosociale belemmeringen, ook preventief.

De procedure

Ondernemingen zonder een vakbondsafvaardiging noch comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW), met meer dan 20 maar minder dan 50 werknemers, moeten het plan enkel ter informatie voorleggen aan de werknemers.

Ondernemingen met een vakbondsafvaardiging moeten het plan niet alleen voorleggen, maar er ook over overleggen in het geëigende orgaan. Dat wil zeggen, ofwel in de ondernemingsraad – die verplichting wordt ingeschreven in cao nr 9 die de informatieverplichtingen van de werkgever aan de ondernemingsraad bepaalt -, ofwel met de syndicale afvaardiging ofwel in het CPBW.

De werknemersvertegenwoordigers moeten binnen de twee maanden een advies uitbrengen, waarbij zij ook alternatieve maatregelen mogen voorstellen. Als de werkgever die maatregelen niet opneemt, moet hij toelichten waarom en die toelichting toevoegen aan het plan. Jaarlijks, dus tegen het einde van het plan of tussentijds indien maatregelen lopen over meerdere jaren, informeert de werkgever de werknemers over de resultaten. Dit is de klassieke cascade ondernemingsraad, syndicale afvaardiging, comité en werknemers zelf.

Weblinks: 
cao 104 en cao 9
www.dejuistestoel.be